GradeShift Pro 2

De DualCom Pro 2 Range biedt installateurs een eenvoudigere, snellere installatie van een professioneel transmissie systeem met nog meer betrouwbaarheid plus toegang tot CSL Live, ons bestel- en beheerportaal.
Door gebruik te maken van de ingebouwde seriële aansluitingen, pin triggering of dial capture, is DualCom Pro 2 compatibel met een breed scala aan controle-apparatuur, waaronder systemen geïnstalleerd volgens EN50136, EN54-21, INCERT & PD6662. Het assortiment bestaat uit DigiAir Pro 2 – onze single-path oplossing die gebruik maakt van een 4G pad of LAN om een alarm te signaleren; en GradeShift Pro 2 – onze dual-path oplossing die gebruik maakt van een combinatie van twee 4G-paden of één 4G-pad en één LAN-pad om een alarm te versturen.

Het is zo makkelijk als 1, 2, 3

De meeste DualCom Pro 2 producten zijn klaar voor gebruik na deze paar eenvoudige stappen

Varianten met 4G

Gebruik een CSL Signal Analyser om te bepalen of er voldoende basisstations (2 of meer) beschikbaar zijn op de locatie en of ze voldoende signaalsterkte (30% en meer) kunnen leveren. Dit bepaalt de optimale locatie voor de antenne van de DualCom.

Als u geen Signal Analyser heeft, raden we u aan om de DualCom Pro 2 aan te zetten, de antenne(s) aan te sluiten, het inbedrijfstellingsproces te doorlopen en de signaalsterkte te controleren voordat u de antenne permanent monteert. In het connectiviteitsmenu moet LED 1 (voor systemen met één 4G) of 1 & 2 (voor systemen met twee 4G) groen zijn om een aanvaardbaar niveau van radiosignaal/kwaliteit aan te geven. Zie hoofdstuk 4 – Testen (afbeelding 11) voor meer informatie.

Varianten met LAN

DualCom Pro 2 gebruikt standaard DHCP, vaste IP-instellingen kunnen worden toegevoegd/gewijzigd in de My Base App. Sluit de Ethernetkabel aan op het apparaat en verbind het met de router van de klant. Zorg ervoor dat de LAN-socket van de klant onder spanning staat en dat het netwerk toegang geeft tot de CSL servers.

De ETH LED knippert groen om aan te geven dat er verbinding is.

DualCom Pro 2 moet worden geïnstalleerd in een behuizing die geschikt is voor de installatiecertificering. De eenheid moet stevig worden bevestigd met de meegeleverde zelfklevende pads of via de schroefbevestigingen die toegankelijk zijn door het deksel te verwijderen.
Controleer na de installatie
a – De antenne(s) aangesloten zijn en/of de ethernetkabel geïnstalleerd is.
b – Het alarmpaneel of de PSU is uitgeschakeld en sluit vervolgens de DualCom Pro 2 in deze volgorde aan.
1. Neg (-) voeding , 2. Pos (+) voeding , 3. Seriële kabel of ingangen
c – Sluit indien nodig de seriële kabel aan – RS485, RS232 of TTL (paneelafhankelijk) – zie hoofdstuk 3 – Inbedrijfstelling (afbeelding 6) voor meer informatie.
d – Sluit eventuele hardwired alarmen aan op het apparaat – zie hoofdstuk Technische specificaties (Afbeelding 1) voor meer informatie
e – Sluit de storingsuitgang aan
f – Zorg ervoor dat alle ingangen elektrisch geïsoleerd zijn.
g – De stroomtoevoer naar het alarmpaneel of de PSU herstellen

LOCATIE VAN DE ANTENNE

Bij het inschakelen neemt de DualCom Pro 2 automatisch contact op met het Gemini Global Platform om de inbedrijfstelling uit te voeren, die 5-8 minuten duurt. Zodra de inbedrijfstelling is voltooid, licht LED 3 groen op om aan te geven dat het apparaat volledig in bedrijf is gesteld – zie afbeelding 2 hieronder.

LED 1 – Stroom	LED 2 – Comms Pad	LED 3 – Commissioned

MENU’S & KNOPPEN CONFIGUREREN

Alle apparaatprogrammering kan worden uitgevoerd met de My Base App. Wij raden u sterk aan om deze App te gebruiken in plaats van de knoppen en het LED-menu, omdat deze toegang biedt tot verschillende hardware- en site-informatie. U kunt ook de eenmalige toegangspagina gebruiken om een apparaat te installeren met uw mobiele telefoon of webbrowser, zelfs zonder inloggegevens. Als u tijdens de installatie niet online kunt komen, kunt u het LED menusysteem en de knoppen gebruiken.

LED MENUSYSTEEM

Eenmaal in gebruik is het menusysteem van de DualCom Pro 2 verdeeld in 2 secties: Rust/normale status en Connectiviteit.

BASIS CONFIGURATIE KNOPPEN

Om tijdens de installatie van de ene naar de andere sectie te gaan, drukt u op de A-knop. Tik in de rust/normale status op de C-toets om een testoproep te verzenden of houd de toets 5 seconden ingedrukt om het apparaat de huidige rust/normale status te laten leren.

Afbeelding 3 – Rust/normale status

LED 3 toont de status van het apparaat.

• Groen = paden en systeem zijn OK
• Oranje = 1 pad werkt niet
• Rood = fout

LED 1 – N.V.T	LED 2 – N.V.T	LED 3 – Apparaat status

Druk eenmaal op A-knop in rust/normale status om dit menu te openen. LEDs 1 & 2 geven de signaal- /verbindingsstatus van uw paden weer.

– Continu groen = goed signaal
– Knipperend groen = acceptabel signaal
– Oranje knipperend = noodgeval, alleen/weinig signaal beschikbaar (antenne verplaatsen)
– Rood knipperend = SIM niet gereed/geen signaal beschikbaar (antenne verplaatsen).
– Rood = fout
Afbeelding 4 – Connectiviteit

LED 1 – Primaire pad	LED 2 – Secondaire Pad (indien van toepassing)	LED 3 – N/A

PIN TRIGGEREN

Voor deze werking wordt het apparaat geactiveerd door nul volt op de ingangen 1-12 te zetten of te verwijderen. Er zijn geen externe pull-up weerstanden nodig. Dit wordt over het algemeen bereikt via de digitale communicatoruitgangen van een alarmpaneel. Bij het ontvangen van een ingang op de pinnen zal de unit alarmcondities signaleren en de relevante berichten genereren en deze via het Gemini Global Platform doorsturen naar de PAC. Installateurs wordt geadviseerd om situaties te vermijden waarbij de triggersnelheid hoger is dan de snelheid waarmee berichten bij de PAC-ontvanger worden ontvangen.

Afbeelding 5 – Voorbeeld van pin triggering bedrading

PIN INGANG CONFIGURATIE

– Om de huidige status van de paneelingangen te leren, drukt u 5 seconden op knop C terwijl deze zich in rust/normale status bevindt.

seconden ingedrukt.LED 3 knippert twee keer rood zodra dit voltooid is.

– Om de ingang te veranderen van negatief verwijderd of toegepast naar positief verwijderd of toegepast, verandert u de pin bias via My Base onder de Hardware menuknop en gebruikt u de A+ aansluiting in plaats van RTN.

De algemene ingangen van DualCom Pro-apparaten worden gedefinieerd als SIA alarmen zonder typeaanduiding voor pinnen 1-12 (exclusief pin 4).

UA/UR8001 tot 8012 bij standaard productconfiguratie.

Voorbeeld: [#123456|NUA8001|AChannel 1 Alarm]

[#123456|NUR8001|AChannel 1 Restore].

DualCom Pro apparaat pin 4 Open/Dicht ingangen gedefinieerd als SIA alarm OP en CL

OP/CL8004 bij standaard productconfiguratie.

Voorbeeld: [#123456|NOP8004|ASystem Set]

[#123456|NCLR8004|ASystem Unset]

UITGANG

Alle 3 uitgangen kunnen naar wens als N.O of N.C geconfigureerd worden. Uitgang 1 is standaard ingesteld om een totale paddefectconditie aan het alarmpaneel door te geven. Uitgang 1 kan opnieuw geconfigureerd worden om een ander type padstoring aan te geven, uitgang 2 kan geconfigureerd worden om een padstoring aan te geven of als handmatige trigger gebruikt worden en uitgang 3 kan als handmatige trigger gebruikt worden. Gebruik de My Base App om wijzigingen aan te brengen.

Afbeelding 6 – Voorbeeld van bedrading van foutuitgang

DIAL CAPTURE

DualCom Pro 2 simuleert en vervangt de telefoonlijnverbinding naar het Digi-Modem van het alarmpaneel. Het Digi-Modem van het alarmpaneel moet een van de volgende alarmformaten gebruiken Snel formaat*, Contact ID of SIA Als het alarmpaneel een signaal naar de PAC moet sturen, vangt DualCom Pro 2 het bericht op en stuurt het via Gemini door naar de PAC. De Digi-Modem moet een PAC telefoonnummer (bijv. 01) en account nummer (bijv. 1234) geprogrammeerd hebben om Dial Capture te laten werken. Als u de Dial Capture verbinding wilt controleren, moet u een uitgang die op uw alarmpaneel is geconfigureerd als PSTN lijnfout, aansluiten op een van de ingangen van de DualCom. Die ingang moet dan worden aangewezen als Dial Capture Fail op uw PAC.

*Controleer of Fast Format toepasbaar is met DualCom Pro 2 via uw PAC.

Afbeelding 7 – Wireline Dial Capture

PANEL AANSLUITING

Uw apparaat is vooraf geconfigureerd zonder paneelaansluiting (alleen pinnen).Om seriële aansluiting op een alarmpaneel mogelijk te maken, gaat u naar de My Base App en selecteert u het paneeltype.

Handleidingen voor panelen vindt u door op het paneeltype te klikken (na selectie) via de My Base App; scan de QR-code hieronder of bezoek de Installer Zone op onze website.

SERIËLE / RS232 / 485 / TTL PANEELAANSLUITINGEN

DualCom Pro 2 wordt standaard geleverd met een seriële kabel die toepasbaar is op Honeywell (RS485), Orisec (TTL), Pyronix (RS232), Texecom (TTL) en HKC (TTL) panelen.Andere types vereisen mogelijk een extra kabel/plug-in die u kunt kopen in onze CSL Live Shop.Het is mogelijk om pinnen en seriële kabel samen te gebruiken, indien nodig.

WeergaveVoor RISCO, Eaton, UTC en andere panelen kunt u de relevante kabel bij CSL Live kopen. Voor andere aansluitingen of verdere instructies over het programmeren van bedieningspanelen, kunt u handleidingen voor panelen vinden door op het paneeltype te klikken (na selectie) via de My Base App, door de QR-code hieronder te scannen of door de Installer Zone van onze website te bezoeken.Afbeelding 8 – Seriële kabel (RS232/485/TTL)

Voordat u de locatie verlaat moet u het DualCom Pro 2 apparaat testen volgens deze stappen.

a – Plaats het apparaat op test bij de PAC en zend een reeks signalen vanaf het paneel.

b – Voer een padtest uit door op knop C te tikken terwijl u in rust/normale status bent.

c – LED 3 zal knipperen om aan te geven dat signalen verzonden worden.

d – Controleer of de signalen worden ontvangen op de PAC.

U moet ook padstoringen simuleren als onderdeel van het testproces.

a – Plaats apparaat op test bij de PAC

b – Druk in de rust/normale status sectie op A-knop om naar het connectiviteitsmenu te gaan. De LED’s (LED 1 = single-path, LED 1 & 2 = dual-path) gaan branden.

c – Houd knop B 5 seconden ingedrukt. Zodra u deze loslaat, zal LED 1 rood oplichten om aan te geven dat pad 1 in gesimuleerde storing staat.

d – Houd voor apparaten met twee paden knop C 5 seconden ingedrukt. Eenmaal losgelaten, zal LED 2 rood worden om aan te geven dat pad 2 in gesimuleerde uitval is. Controleer of de PAC signalen ontvangt.

e – Tik op knop B & C om elk pad te herstellen. LED 1 en/of 2 worden groen. Controleer of er padstoringssignalen worden ontvangen op de PAC.

LEDS EN PROBLEEMOPLOSSING

Afbeelding 9 – LED’s voor inbedrijfstelling

Als de DualCom Pro 2 voor de eerste keer wordt ingeschakeld, doorloopt het een inbedrijfstellingsprocedure. U moet wachten tot LED 1, 2 en 3 groen branden voordat het apparaat opnieuw opstart.

RADIO TROUBLEHOOTING

Hoe kan ik mijn transmissie paden laten falen zonder ze los te koppelen?.

Om elk pad op storing te zetten, gaat u naar het connectiviteitsmenu (zie sectie “Pad op storing simuleren” – afbeelding 12 hierboven). Houd B ingedrukt om het primaire pad te laten falen of C om het secundaire pad te laten falen. De verbinding blijft 15 minuten uit, tenzij u nogmaals op B of C drukt om de verbinding te herstellen.

Hoe kan ik de signaalsterkte van elke 4G module controleren?

U kunt de signaalsterkte van elke radiomodule op een in gebruik genomen apparaat controleren via de My Base App. Als alternatief kunt u in de rust/normale status op A-knop drukken om naar het connectiviteitsmenu te gaan. Daar ziet u LED 1 (eerste pad) & LED 2 (tweede pad) toont u de signaalsterkte. Wij raden een continu groene LED aan (40% of 4/10).

Heeft mijn apparaat een roaming SIM?

Ja, alle DualCom Pro 2 toestellen worden geleverd met minstens 2 4G Roaming SIMs.

Mijn signaalsterkte is minder dan 30% (3/10) of mijn LED is oranje/rood. Wat kan ik doen om het te verbeteren?

Voor alle 4G varianten:
– Vermijd het oprollen van de antennekabel
– Plaats de antenne uit de buurt van elektrische apparatuur/bedrading
– Verplaats de antenne naar een hoger punt in het huis of dichter bij een raam/deur

DualCom Pro Brand handleiding

Dit document behandelt de vereisten voor een Fire-installatie en is een aanvulling voor de GradeShift Pro 2 en DigiAir Pro 3. De handleiding gebruikt DualCom Pro Fire om naar beide productvarianten te verwijzen.

Montage

De vereisten voor de behuizing van de DualCom Pro Fire zijn dezelfde als voor het brandmeldpaneel zelf, dat moet voldoen aan de vereisten van de EN54-21 norm.

De DualCom Pro Fire moet worden gemonteerd in het brandmeldpaneel of in een apart gevoede behuizing die voldoet aan de eisen van hoofdstuk 7.3 van de EN54-21-norm.

Ingangen

Het standaard pinprofiel dat bij de installatie wordt geconfigureerd is “PinLearn Fire”.Hiermee worden pin 1 en 2 geconfigureerd voor gebruik met brandmeldcentrales (EOL-modus) en genereren ze een SIA sabotagealarm/herstel in reactie op extra omstandigheden, samen met alarm en herstel met de andere pinnen:

Open circuit en open circuit herstel

Kortsluiting en herstel van kortsluiting

Fout

Als er extra pinnen nodig zijn in de EOL-modus, gebruik dan My Base om de DualCom Pro Fire te configureren om pinprofiel “PinLearn EOL Pins 1-12” te gebruiken.In deze configuratie zullen alle pinnen op de DualCom Pro Fire reageren op de extra omstandigheden en de bijbehorende gebeurtenissen naar het Gemini Global Platform genereren.

Pin 1: bedoeld voor het ontvangen van het signaal voor brandalarm/herstel van het brandmeldpaneel.

Pin 2: bedoeld voor het ontvangen van het storings-/herstelsignaal van de brandmeldcentrale.

Overige pinnen: worden gebruikt voor het ontvangen van meldingen van andere apparaten (bijv. een inbraakmeldcentrale). Deze pinnen hebben een lagere prioriteit dan pin 1 & 2 bij transmissie naar het Gemini Global Platform.

Bedrading van de ingangen

De ingangen, die geconfigureerd zijn in EOL-modus, vereisen weerstanden van 10k en 4k7 Ohm die in lijn moeten worden aangesloten, zoals hieronder getoond.

De DualCom Pro Fire maakt gebruik van een normaal gesloten configuratie, zodat een stroomstoring op het brandmeldpaneel een alarmtransmissie naar het Gemini Global Platform veroorzaakt.

Als het circuit verbroken is, wordt er een sabotagealarm gegenereerd.

Als het 0v detecteert, wordt er een kortsluitings sabotagealarm gegenereerd.

Als de verkeerde weerstandswaarden zijn gebruikt, dan wordt er een sabotagealarm gegenereerd.

Weerstanden

Dit zijn de kleurcode-markeringen voor respectievelijk de weerstanden van 10k Ohm en 4k7 Ohm.

Zelfleren

Als de zelfleerfunctie (druk 5 seconden op knop C) wordt aangeroepen wanneer een EOL pin in alarmtoestand is, dan zal de DualCom Pro Fire overschakelen op het genereren van een Herstel-gebeurtenis wanneer een hoge spanning voor die pin wordt gedetecteerd en een Alarm-gebeurtenis wanneer een lage spanning wordt gedetecteerd.

Relais

De relais zijn bedoeld om het brandmeldpaneel op de hoogte te stellen van gebeurtenissen op de DualCom Pro, Gemini Global Platform of van de PAC. Hun configuratie staat vast in de Vuurmodus en kan niet worden gewijzigd via My Base.

Als de DualCom Pro geen stroom krijgt, is NC verbonden met C en NO niet met C.

Als de DualCom Pro van stroom wordt voorzien en zich in rusttoestand bevindt, is bij relais 1 de NO1 verbonden met C1 en de NC1 niet met C1.

Als er dan een storing optreedt, verandert relais 1 zodanig dat NO1 niet verbonden is met C1 en NC1 wel met C1. Wanneer de fout is verholpen, keert het terug.

Foutcondities zijn onder andere:

• Als een van de ingangen die u controleert in een fouttoestand komt.
• Als er problemen zijn met het communicatiepad (lijnfout)
• Als er een alarm/herstel naar de PAC wordt gestuurd voor een van de bewaakte pinnen en er geen antwoord wordt ontvangen binnen de geconfigureerde time-out.
• Als er een stroomstoring is

Relais 2 verbindt NO2 met C2 en verbreekt de verbinding tussen NC2 en C2 gedurende 5 seconden om aan te geven dat de PAC de succesvolle ontvangst van een gebeurtenis heeft bevestigd.

Bedrading van relais

Storingsrapportage

Om te voldoen aan de EN54-21 vereisten voor u controleert op Type 1 Brandsystemen, stuurt dit apparaat regelmatig peilingen naar het Gemini Global Platform over alle aangesloten en actieve transmissiepaden. De installateur dient ervoor te zorgen dat de juiste rapportagemaatregelen zijn overeengekomen met de PAC voor alle alarmcodes, storingsmeldingen van transmissiepaden en storingsmeldingen van het Gemini Global Platform.